Uit het boek:

Miljoenen cellen maken één baby
Om een kindje te kunnen laten groeien, worden er zo’n 200 miljoen cellen gemaakt en zo worden langzaamaan alle onderdelen van een mensje gevormd. Als het embryo zo’n twaalf weken oud is, en dus een foetus is geworden, zijn de meeste belangrijke organen zoals het hart, de longen en de nieren al gemaakt.
Om te groeien, is voedsel nodig. Het eerste voedsel dat het embryo nodig heeft, komt van de eicel van de moeder. Die eicel heeft een laagje voedsel om het deel van het eitje met de eigenschappen van de moeder heen. Omdat de foetus nog geen baby is en nog niet met de mond kan eten, komt tijdens de zwangerschap het voedsel voor het verdere groeiproces via de navel van de foetus. Die navel is met een navelstreng verbonden aan de moederkoek in de baarmoeder. Die moederkoek wordt in de baarmoeder gemaakt en heet met een deftig woord ‘placenta’. Voedsel en zuurstof gaan van de placenta door de navelstreng naar de foetus. In de placenta worden ook stoffen verzameld die belangrijk zijn voor het embryo zoals vitamines en hormonen. Ook worden de stoffen die slecht zijn voor de baby tegengehouden door de placenta en blijven in die placenta.